Motplant

Geurende, witte tot roze, trompetvormige bloemen (Ø tot 20 mm) met 5 slippen in een schermvormige bloeiwijze, in de bladoksels.
Stengel windend en behaard, tot 8 m lang.
Bladeren leerachtig, tegenoverstaand en glanzend donkergroen, lancetvormig tot driehoekig met gave, wat golvende rand.
Na de bloei vormen zich peervormige kokervruchten met talrijke zwarte zaden die omgeven zijn door zijdeachtige beharing aan de binnenzijde van de vrucht.
Groeit op zonnige plaatsen of in de halfschaduw op rotsachtige bodem. Oorspronkelijk uit Zuid-Amerika, in Europa geïntroduceerd in 1830 en verwilderd in Zuid-Europa. Bloeitijd juli - september.
Thans wel beschouwd als een invasieve exoot vanwege zijn woekerende groei.
De plant trekt vlinders, bijen en motten aan.
Fam.: Apocynaceae