Zeer kleine, groenachtige tot roomwitte bloemetjes (Ø 1-3 mm) met 2 meeldraden en zeer kleine spitse kroonblaadjes die korter zijn dan de kelkblaadjes of geheel ontbreken.
Stengels onderaan behaard, in een bladrozet, vertakt, tot 40 cm lang.
Bladeren geveerd of veerdelig, met diep getande tot gelobde deelblaadjes.
Groeit op zonnige plaatsen op vochtige, zandige of rotsachtige, bemeste bodem. Bloeitijd mei - september. Algemeen.
Heeft een sterke, onaangename geur.
Fam: Brassicaceae (Crucifirae, Kruisbloemenfamilie).