Witte, soms wat roze aangelopen bloemen (Ø 4-8 mm) met 4 kroonblaadjes, 2 aan 2 tegenoverstaand, in dichte, aanvankelijk schermachtige trossen.
Stengel rechtop, vertakt, onderaan wat rood aangelopen, tot 20 cm hoog.
Grondbladeren donkergroen, spatelvormig met gave rand, in een dichte rozet; stengelbladeren zittend tot stengelomvattend.
Groeit op kalkrijke bodem in de bergen van Midden- en Zuid-Europa. Niet in Nederland. Bloeitijd maart - mei.
Bij ons aangeplant als sierplant.
Fam.: Brassicaceae (Cruciferaceae, Kruisbloemigen).