Kleine, aanvankelijk roze, later witte bloemetjes met 5 kroonblaadjes om een koepel- of bolvormig, 20- tot 40-stralig, samengesteld scherm. Omwindselblaadjes en omwindseltjes breed lancetvormig.
Stengel rechtop en vertakt, fijn gegroefd en kantig, vaak rood aangelopen, tot 120 cm hoog.
Bladeren helder blauwgroen, meervoudig geveerd met smal ovale tot lancetvormige deelblaadjes. Rand gaaf, eerst roodachtig, later wittig.
Ruikt kruidig.
Groeit op kalkhoudende, stenige bodem, op zonnige plaatsen in lichte bossen in de bergen in het Middellandse-Zeegebied, tot ca. 2000 m hoogte. Bloeitijd juni - augustus. Niet in Nederland of Belgiƫ.
Fam.: Apiaceae (Umbelliferae).