Blauwpaarse bloemetjes (Ø 5-25 mm) met spitse kelkblaadjes en een witachtig, aan de top stomp of ingedeukt spoor, alleenstaand in de bovenste bladoksels. De zijdelingse kroonblaadjes bedekken de bovenste aan de voet. Kelkaanhangsel 1-2,5 mm lang.
Stengels liggend opstijgend, tot 30 cm hoog.
Met uitlopers.
Bladeren vaak bruinachtig, alleen aan de stengel, rondachtig hart- of lancetvormig en gekarteld. Steunblaadjes lancetvormig, kamvormig gewimperd.
Ook 'Gewoon bosviooltje' of 'Stompsporig bosviooltje' genoemd.
Groeit in matig voedselrijke bodem, in bossen, op heide en graslanden. Bloeitijd: maart - mei, soms weer in september. Algemeen.
Niet in koudere bergstreken.
Fam: Violaceae (Viooltjesfamilie)