Alleenstaande, geurende, donkerroze bloemen (Ø 4-6 cm) met hartvormige kroonbladeren met witte basis. Bloemsteel bezet met klierhaartjes.
Struikgewas, tot 2 m hoog. Takken schaars bezet met doornen.
Bladeren oneven geveerd, 7-9-tallig, zonder of met weinig, zachte doornen op de bladsteel. Deelblaades rondachtig, ovaal tot eirond, gezaagd.
Groeit op rotsachtige bodem in de bergen, van 1000 tot ca. 2500 m hoogte. Bloeitijd mei - augustus.
Na de bloei vormt zich een oranjerode, langwerpige bottel.
Niet in Nederland of België.
Fam: Rosaceae