Rozerode, later meer gelige, buisvormige, met klierharen bezette bloemen, waarvan de kelkhelften elkaar aan de voet raken of vergroeid zijn, in een aar.
Stengel geeloranje, rechtop, onvertakt, tot 70 cm lang.
Bladeren roodbruin, klein, als spitse schubjes op de stengel.
De plant bevat geen bladgroen, maar parasiteert op de Grote centaurie in kalkhoudende graslanden. In Nederland alleen in Zuid-Limburg. Bloeitijd juni - juli.
Fam.: Orobanchaceae.