Witte tot bleekroze bloemen met 5 kroonblaadjes in de bladoksels in een, meestal eenzijdige, tros. Kelk urnvormig, getand, met uitstekende, donkere lijsten en bezet met lange haren.
Stengel rechtop, vertakt, tot 50 cm hoog.
Bladeren tegenoverstaand en zittend, bovenaan langwerpig tot lancetvormig, onderaan meer spatelvormig, met gave rand.
De plant is bezet met korte, kleverige haartjes.
Groeit op zonnige, open plaatsen, op basische, liefst kalkrijke bodem, op akkers, wegbermen, in de duinen. Bloeitijd maart - juni.
Voornamelijk in het Middellandse zeegebied. In Nederland zeldzaam. NRL: bedreigd. VRL: uitgestorven.
Fam.: Caryphyllaceae.