Kleine, witte of ivoorwitte bloemetjes (Ø 0,3 mm) in dichte pluimen.
Stengel rechtop, vertakt, tot 2 m hoog.
Bladeren dubbel of drievoudig drietallig geveerd. Bladrand dubbel gezaagd.
Groeit op beschaduwde plaatsen op vochtige, humusrijke grond, in bossen en struwelen, langs sloten en beken in Midden- en Zuid-Europa. Bloeitijd mei - juli.
Zeldzaam in Nederland, verwilderd bij Arnhem en Nijmegen.
Oud geneeskruid.
Familienaam: Rosaceae