Kleine oranjerode of blauwe bloemetjes (Ø 4-8 mm) alleenstaand in de bladoksels. Op de randen van de kroonblaadjes staan 50-70 klierhaartjes (loep!).
Vierkante liggende of opstijgende stengel, tot 25 cm lang.
Bladeren eirond of breed lancetvormig, zittend, tegenoverstaand of in kransen van drie.
Groeit op kleiachtige bodem, op akkers, wegbermen, of onkruidruigten. bloeitijid mei - oktober. Algemeen. De blauwe vorm is in Nederland maar sporadisch waargenomen.
Familienaam: Primulaceae
Wetenswaardigheden
Oud geneeskruid. Guichelheil werd vroeger aangewend om krankzinnigheid te genezen. Ook bekend als "Scarlet Pimpernel".
Giftig. De bloemen sluiten in de loop van de middag. Bij bewokte hemel blijven ze meestal dicht.