Gele, donzig behaarde vlinderbloemen (8-10 mm lang) in kleine, bebladerde trossen. Vlag even lang als de kiel.
Stengel liggend en rechtop, onderaan houtig, tot 30 cm hoog, zonder dorens.
Bladeren klein, ovaal tot omgekeerd eirond, behaard.
Groeit op zandige bodem, op heiden en droge graslanden, wegbermen en open bossen. Bloeitijd april - juni. Vrij zeldzaam. NRL: Kwetsbaar.
Fam: (Papilionaceae, Leguminosae)