5-15 gele vlinderbloemen, vaak wat rood aangelopen, kelkblaadjes met omgekrulde tandjes, in een kransje aan de top van de vrij lange bloeistengel.
Stengel dun, meestal hol, liggend en rechtop, tot 1 m lang.
Bladeren 3-tallig met twee blaadjes aan de voet van de bladstengel. Deelblaadjes blauwgroen, ovaal of eirond met gave, enigszins gewimperde rand en duidelijke zijnerven.
Vruchten (hauwen) recht, later roodpaarsachtig,
Groeit op vochtige, moerassige bodem, aan de waterkant en in weilanden. Bloeitijd mei - augustus. Algemeen.
Werd vroeger gekweekt als voederplant.
Fam: Fabaceae (Papilionaceae, Leguminosae)