Witte, langgesteelde bloemen (Ø 10-20 mm) in een losse pluim.
Stengel rechtop, sterk vertakt, behaard, tot 120 cm hoog.
Bladeren 3- tot 7-delig handvormig, deelbladen lancetvormig onregelmatig gezaagd.
Stengelbladeren zittend, grondbladeren langgesteeld.
Ook "Akonietbladige ranonkel", "Kleine witte boterbloem" of "Monnikskapranonkel" genoemd. Geen officiele naam bekend.
Groeit op vochtige, stikstofrijke bodem, in bossen in de bergen, tot 2000 m hoogte. Bloeitijd: mei - juli.
Fam: Ranunculaceae