Gele bloemhoofdjes (Ø 20-30 mm) met alleen lintbloemen, 2-15 bijeen in een schermvormige pluim. Omwindsel met veel zwarte klierharen.
Stengel rechtop, meestal met één blad op de onderste helft, viltig, tot 60 cm hoog.
Bladeren meest in een rozet, zonder zwarte vlekken, gesteeld, breed eirond of lancetvormig met onregelmatig, zwak getande rand, waarvan de onderste tanden naar achteren gericht zijn. Stengelblad kort gesteeld.
Groeit op beschaduwde plaatsen, in bossen en op stenige hellingen in de bergen, tot 2100 m hoogte. Bloeitijd mei - semptember.
Zeldzaam in het laagland. NRL 2012: kwetsbaar.
Fam.: Asteraceae (Compositae, Samengesteldbloemigen)