Oranjerode bloemhoofdjes (Ø 20-25 mm), 2-12 bijeen in een eindstandige, dichte, schermachtige pluim. Omwindsel met smalle blaadjes bezet met zwarte klierharen.
Stengel rechtop, bijna niet bebladerd en behaard, tot 60 cm hoog.
Bladeren blauwgroen in een grondrozet, kort gesteeld, langwerpig lancet- tot spatelvormig, zwak getand of gaafrandig, duidelijk behaard.
Stengelbladeren 1-4, kleiner wordend naar boven toe.
Oorspronkelijk uit de bergen, 1000-2900 m hoogte. In Nederland en België als sierplant aangeplant en verwilderd. Bloeitijd: mei - oktober. Algemeen.
Fam: Asteraceae (Compositae)