Grote, gele, geurende bloemen (Ø 3-5 cm) met 5 kroonbladen en 5 lange meeldraden, in kransachtige trossen aan het einde van de nog kale takken.
Tot 4 m hoge struik.
Bladeren viltig, smal eirond of ovaal, met kort gewimperde rand.
Ook "Bosazalea" of "Gele tuinazalea" genoemd.
Oorspronkelijk uit Oost-Europa, in Nederland aangeplant als sierplant en soms verwilderd.
Bloeit april - mei.
Fam: Ericaceae