Gele bloemen (Ø 15-25 mm) met 5 glanzende kroonblaadjes, kelkblaadjes tegen de kroon aangedruk, in losse pluimen.
Stengel rechtop, vertakt, soms behaard, 30 tot 90 cm hoog. Bloeitstengels niet gegroefd, rond.
Bladeren handvormig, ingesneden, met meestal 5 wat bredere slippen, vaak met vlekjes in het centrum.
Na de bloei vormen zich kleine dopvruchtjes met gekromd snaveltje.
Groeit op matig voedselhoudende kalkbodem, in de bergen tot voorbij 2100 m hoogte.
Bloeitijd mei - september.
Deze soort onderscheidt zich van de Scherpe boterbloem (Rancunculus acris subsp. acris), die bij ons groeit, door de bredere slippen van de blaadejs.
Smaakt scherp. Giftig.
Familienaam: Ranunculaceae