Trechtervormige 5-slippige, eerst rozerode, later paarsblauwe bloemen ( 10-20 mm lang), met ver uitstekende purperen meeldraden, in een bebladerde tros.
Stengel bezet met roodbruine bultjes, waar haartjes uit groeien, tot 80 cm hoog.
Bladeren zittend, langwerpig lancetvormig, lang behaard.
Groeit droge, kalkhoudende, zandige of rotsachtige bodem (mei-september). Algemeen.
Oud geneeskruid dat aangewend werd bij het helen van wonden.
Bloem lijkt op een geopende slangenbek.
Familienaam: Boraginaceae