Zeer kleine roomwitte, gelige, roze of hemelsblauwe bloemetjes (Ø 2-3 mm) met 5 kroonblaadjes en langwerpig ovale, behaarde kelk, in een opgerolde tros (schicht).
Stengel rechtop, weinig of niet vertakt, meestal aan de voet, tot 30 cm hoog.
Stengelbladeren eirond, zittend, grondbladeren in een rozet, eirond tot spatelvormig.
Stengel en bladeren behaard.
Groeit op vrij vochtige, zwak zure graslanden, wegbermen, onkruidruigten. Bloeitijd maart - juni.
Algemeen.
Fam.: Boraginaceae (Ruwbladigen).