Eerst roodpaars en later blauwpaarse vlinderbloemen (15-20 mm lang), op lange bloeistengels, in losse 3- tot 7-bloemige trossen.
Stengel kantig, rechtop, vertakt, niet gevleugeld, tot 40 cm hoog.
Bladeren even geveerd met 4-8 lancetvormige deelblaadjes, met gladde rand en naaldvormig topspitsje.
Groeit op kalkrijke bodem in Midden- en Zuid-Europa (april - juni). In de bergen tot 1800 m. Zeer zeldzaam in Nederland.
Fam: Fabiaceae (Legunimosae, Papilionaceae)