Tot 30 m hoge boom met breed eironde kroon en zilvergrijze schors, glad, later diep gegroefd.
Takken opstijgend, jonge takken hoekig.
Bladeren driehoekig tot hartvormig met puntige top en gekartelde of gezaagde, dicht bewimperde rand.
Mannelijke katjes met roodpaarse meeldraden, 8-10 cm lang. Vrouwelijke katjes tot 20 cm lang.
Oorspronkelijk uit Noord-Amerika, in de 18e eeuw in Europa geïntroduceerd. Alleen aangeplant.
Fam.: Salicaceae.