Kegelvormige, groenblijvende boom die in het wild tot 50 m hoog kan worden, met oranjebruine, zachte,vezelige schors in vertikale stroken.
Takken in kransen, horizontaal of neerhangend.
Blaadjes kort naaldvormig, 5 - 15 mm lang, spiraalsgewijs om de tak geplaatst, naar binnen gebogen.
Vrouwelijke kegels rondachtig, mannelijke bij de top van de tak in de bladoksels.
Oorspronkelijk uit China en Japan, bij ons aangeplant als sierboom. Zeer zeldzaam.
Ook 'Japanse ceder' genoemd.
Fam.: Cupressaceae (ook: Taxodiaceae).