Tot 20 m hoge boom met een brede, koepelvormige kroon en grillige verdraaide takken.
De schors is ruw en diep gegroefd, grijsbruin.
Bladeren eirond tot lancetvormig, leerachtig, donkergroen glanzend aan de bovenzijde en grijswit en behaard van onderen, met ondiep stekelig getande rand. De bladsteel is donzig behaard.
Eikels smal langwerpig (tot 3 cm lang).
Groeit in Zuid-Europa en wordt vaak gekweekt om zijn kurk.
Fam.: Fagaceae.