Tot 40 m hoge, groenblijvende boom, met omhoog rijzende takken en smal kegelvormige kroon.
Schors roodbruin, later grijsbruin, vezelig in de lengte, enigszins indrukbaar.
Bladeren glanzend donkergroen aan de bovenzijde, aan de onderzijde bleker met wittige vlekken, fruitig van geur.
Mannelijke bloemen donkerrood, vrouwelijke geelgroen, beiden ca. 2 mm lang.
Kegels 12 mm met 10-12 schubben.
Oorspronkelijk uit Noord-Amerika waar de boom belangrijk is voor de houtproductie. In Europa aangeplant. Bij ons zelden verwilderd.
Fam.: Cupressaceae.