Tot 50 m hoge naaldboom, smal kegel- of eivormig, met opgaande takken.
Schors grof gegroefd, met onregelmatige grijsbruine, soms wat geelachtige schubben.
Naalden in bundeltjes van 3, lang, dun en spits, 15-25 cm lang.
Kegels donkerbruin met een verdikt gestekeld schildje aan de schubben. Als de kegel van de boom valt, blijft de basis aan de boom zitten.
Oorspronkelijk het het westen van Noord-Amerika. In Europa als sierboom in parken.
Fam.: Pinaceae.