De groenbruine tot geelachtige mannelijke, hangende katjes (tot 12 cm lang) met roodpaarse vlekjes verschijnen eerder dan de bladeren. De vrouwlijke katjes zijn maar 5 mm lang en wijnrood. De vruchten zijn eerst groen, maar worden houtachtig donkerbruin tot zwart en lijken dan op kleine denneappels.
Tot 24 m hoge boom. Schors aanvankelijk vrij glad, grijs, later vierkantig of langwerpig gegroefd. Takken opstijgend, later afstaand.
Knoppen gesteeld, spiraalsgewijst geplaatst, dik, stomp, donkerpaars.
Bladeren rondachtig, vaak met afgeplatte of iets ingedeukte top, onregelmatig gezaagd of getand.
Het hout krijgt na het kappen een typische oranjerode kleur.
Groeit op allerlei bodems, maar verdraagt een vochtige, moerassige bodem zoals in broekbossen en langs slootkanten, in heel Europa.
Bloeitijd: februari, maart.
Fam: Betulaceae
Wetenswaardigheden
De zwarte els leeft in symbiose met bacteriƫn in zijn wortels, die in staat zijn om stikstof uit de lucht te binden en kleine knolletjes te vormen. De boom levert als tegenprestatie suikers aan de bacteriƫn.
Door de oranjerode kleuring van het hout dacht men vroeger dat de boom bezeten was door een kwade geest, de Elzenkoning.