Tot 40 m hoge boom met een losse, conische kroon en grijsbruine tot donker roodbruine, grof gegroefde schors.
Takken meestal horizontaal of enigszins opgericht, in kransen, wijd uit elkaar.
Knoppen 20 mm zonder schubben.
Naalden grijsgroen, ietsje gedraaid, in paren, smal en buigzaam, 12-18 cm lang, dicht opeen aan de zijtakjes.
Kegels (dennenappels) 5-8 cm lang, ietwat gekromd.
Oorspronkelijk van Corsica, Siciliƫ en Zuid-Italiƫ. Vaak aangeplant vanwege het snelgroeiende hout. Vrij zeldzaam in Nederland.
Nauw verwant met de Oostenrijkse den.
Fam.: Pinaceae.