PDFPrintE-mailadres
 

Welriekende agrimonie

Agrimonia procera
 
 
 
 

Gele bloemen (Ø 7-10 mm) met 5 kroonblaadjes, met behaarde bloemstengels, in lange, aarvormige trossen.
Stengel rechtop, niet of alleen bovenaan vertakt, dicht bezet met klierharen, tot 150 cm hoog. Wortelstok houtig.
Bladeren geveerd met afwisselend grote en kleine, ovale of (omgekeerd) eivormige deelblaadjes met gezaagde rand. Aan de onderzijde met lange verspreide haren en  korte klierharen.
Het nootje dat zich na de bloei vormt is bezet met weerhaakjes die zich gemakkelijk aan pelsdieren hecht en zo voor verspreiding zorgt. De onderste rij weerhaakjes staan naar beneden geslagen op het vruchtdoosje. De plooitjes gaan tot halverwege de voet.
Groeit op vochtige lemige bodem op beschaduwde plaatsen. Bloeitijd juni- september. Algemeen. NRL: gevoelig.
Oud geneeskruid vooral aangewend voor de lever, bevat looistoffen.
Fam. papaveraceae (Papaverfamilie).