Tot 100 m hoge, smal kegelvormige boom.
Schors bij jonge bomen glad, met harsblaren, zilvergrijs. Later donkerbruin met scheuren en schubben.
Naalden plat, lang (2-6 cm), met ingekerfde top en zuignapvormige basis, bovenzijde glanzend donkergroen, aan de onderzijde met 2 witte strepen. Bij wrijving ruiken ze naar sinaasappel.
Vrouwelijke kegels 5-10 cm lang, cilindrisch, eerst groen, later donkerbruin, met afgeronde zaadschubben.
Oorspronkelijk uit Noord-Amerika, in Europa aangeplant voor het hout en als sierboom.
Fam.: Pinaceae.