PDFPrintE-mailadres
 

Granaatappel

Punica granatum
 
 
 
 

Vertakte struik of lage boom, tot 8 m. hoog.
Bladeren glanzend, tegenoverstaand, smal eirond of lancetvormig met gave rand.
Rode trompetvormig bloemen met 5 kroonblaadjes en klokvormige, leerachtige kelk, een of twee bijeen aan het einde van de takken.
Na de bloei ontstaan roodgele vruchten waarvan de zaden gegeten worden.
Oorspronkelijk uit Zuidwest-Aziƫ. In het Middellandse Zeegebied sinds de oudheid aangeplant en verwilderd.
Bloeitijd juni - september.
Fam.: Punicaceae (Granaatappelfamilie)

Wetenswaardigheden

De granaatappel is al in gebruik als fruit en als geneeskruid sinds de Oudheid. Het eten van de vrucht beschermt tegen aderverkalking en bevordert de genezing ervan. Het heeft een gunstige werking bij herseninfarct of -bloeding, bij hartkramp, bij vernauwing van de slagaders. Verder bevat de vrucht veel antioxidanten, waardoor het ontstekingen en degeneratieve ziektes, zoals dementie, artritis en artrose, ziekte van Crohn remt en vroegtijdige ouderdomsverschijnselen tegengaat.
Volgens de kruidenmagie zou het eten van de granaatappel de vruchtbaarheid bevorderen. Als je een wens doet voordat je een granaatappel eet, zal die uitkomen. Ook kan een tak van de boom of een schil van de vrucht als wierook gebruikt geld aantrekken.