Geurende, kleine, lichtroze, vrouwelijke of paarsbruinige mannelijke buisbloemen in bloemhoofdjes, in een eindstandige, bloemrijke tros.
Stengel rechtop, hol, onvertakt, met roodbruine lancetvormige schutblaadjes, tot 100 cm hoog.
De zeer grote (tot 90 cm brede) grondstandige bladeren, hartvormig tot rond met gekartelde rand, verschijnen pas na de bloei. De plant is wollig behaard.
Groeit langs de waterkant en op vochtige, voedselrijke bodem in heel Europa. Bloeitijd maart - mei. Algemeen.
Oud geneeskruid, aangewend tegen de pest en bij blaas- en nierziekten.
Fam: Asteraceae (Compositae)