Alleenstaande, trechtervormige, blauwpaarse bloemen met radvormige kroonblaadjes en behaarde kelkblaadjes, in de bladoksels.
Stengel houtachtig, liggend met opstijgende bloeistengels, tot 50 cm lang.
Groenblijvende tegenoverstaande bladeren met gave bladrand, leerachtig, breed lancetvormig..
Groeit in loofbossen op kalkhoudende grond. In Nederland zeldzaam, meestal verwilderd uit tuinen. Bloeitijd april - mei.
Oorspronkelijke uit Zuid-Europa.
Op de foto de witte variant: Vinca major alba.
Fam: Apocynaceae