Gele bloemhoofdjes (Ø 10-15 mm) met alleen lintbloemen met aan de onderzijde een wittige, soms rood aangelopen streep, in een losse, schermachtige pluim. Omwindsel klierachtig behaard.
Stengel dun, gegroefd, roodachtig op de groefrand, meestal sterk vertakt, tot 80 cm. hoog.
Bladeren langwerpig, diep gelobd tot veerdelig, zittend, met spitse oortjes, bovenaan lijnvormig, kaal of weinig behaard
Rozetbladeren glanzend groen, diep gelobd tot veerspletig.
De plant bevat melksap.
Ook "Groen streepzaad" genaamd.
Groeit op voedselrijke, grazige bodem, op onkruidruigten, wegbermen en waterkanten. Bloeitijd mei- november. Algemeen.
Fam: Asteraceae (Compositae)