Kleine, witte bloemen met 5 kroonblaadjes (Ø ca. 5 mm), in een tros.
Stengel rechtop, ontspringt van onder het bladrozet, onvertakt en onbebladerd, roodachtig, tot 15 cm. hoog.
Bladeren, lichtgroen tot roodachtig, omgekeerd eirond, in een opgericht rozet, bezet met talloze haren met een op een dauwdruppel lijkende klier aan de punt.
Groeit op vochtige, zure bodem, op veengronden, langs vennen. Plaatselijk algemeen. Wettelijk beschermd in België.
Bloeitijd juli - augustus.
Fam: Droseraceae
Wetenswaardigheden
Insectenetende plant: de insecten blijven plakken aan de kleverige stof die afgescheiden wordt door de klieren, waarna het blad langzaam om het insect heen vouwt en het verteert.
Oud geneeskruid.