Mastiekboom

Groenblijvende, dicht vertakte struik of kleine boom met rondachtige kroon, tot 8 m hoog.
Schors asgrijs.
Bladeren geveerd met 3-6 paar leerachtige, donkergroene, smal eironde deelblaadjes met stompe punt.
Mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillend bomen. 
Bloemen klein, roodachtig, in kleine cylindrische pluimen in de oksels van de het voorgaande jaar aangegroeide takken.
Na de bloei ontstaan besachtige vruchten, eerst rood, later naar zwart verkleurend.
Groeit in de kustgebieden van het Middellandse-Zeegebied. Niet in Nederland.
Fam.: Anacardiaceae.

Wetenswaardigheden

De struik kende door de eeuwen heen vele toepassingen en dankt zijn naam aan één ervan: de hars van deze struik werd gebruik als kauwgom. Het Italiaanse woord 'masticare' betekent kauwen.
Als geneeskruid wordt vooral het hars (mastiek) van de Mastiekboom gebruikt en zou het het maagslijmvlies versterken en reguleren, waardoor het inzetbaar zou zijn bij maagwandontsteking, te veel maagzuur, maagpijn e.d. Ook zou het een positieve werking hebben op spataderen, aambeien of neusholteontsteking omdat het zwellingen vermindert.
In de kruidenmagie bevordert de hars of mastiek bovennatuurlijke krachten, bijv. door het als wierook te verbranden.