Lichtblauwpaarse eindstandige dichte bloemhoofdjes.
Stengel rechtop, onbebladerd, tot 25 cm hoog.
Bladeren in een wortelrozet, spatelvormig met een ingedeukt topje.
Groeit op kalkhoudende stenige bodem, graslanden en puinhellingen in de bergen van 1000 tot 2500 m hoogte.
Fam.: Globulariaceae