Smalle, gekromde, witte, later geelachtige, soms blauwachtige bloemen in een eivormige tot cylindrische aar.
Stengel rechtop, tot 70 cm hoog.
Bladeren bovenaan smal, bijna lijnvormig, zittend, onderaan langgesteeld, breed eirond met onregelmatig gezaagde of getande rand en hartvormige voet.
Groeit op vochtige bodem in open bossen in de bergen van 500 tot 2300 m hoogte. Bloeitijd mei - juli.
Bij ons in beekdalen in de Kempen en de Ardennen. Zeer zeldzaam. NRL: bedreigd.
Fam.: Campanulaceae