Struik of tot 8 m hoge boom, met ronde, open kroon.
Schors glad en donkergrijsbruin met horizontale rijen verticellen, later gegroefd.
Witte, alleenstaande bloemen (Ø 15-20 mm) verschijnen nog voor de bladeren op 1 - 1,5 cm lange bloemsteeltjes. Bloemen wit met 5 kroonbladen, teruggeslagen kelkblaadjes en meer dan 24 meeldraden. Bloeitijd maart.
Bladeren omgekeerd eirond, met gekartelde rand, glad aan de bovenzijde, behaard aan de nerven aan de onderzijde.
Na de bloei vormen zich bolvormige, gladde, gele tot rode vruchten (Ø 2-3 cm).
Groeit op leemachtige of kalkrijke bodem. Algemeen. Exoot.
Oorspronkelijk uit zuidoost-Europa, maar veelvuldig aangeplant.
Fam. Rosaceae.