Zeer kleine gele bloemetjes (Ø ca. 4 mm), met 4 kroonblaadjes, in kluwens aan de uiteinden van jonge takjes.
Tot 2 m hoge, sterk vertakte struik, vaak met neerhangende takken.
Blaadjes leerachtig, breed lancetvormig, 2-8 mm lang, elkaar overlappend tegen de steel aangedrukt, aan de bovenzijde glanzend donkergroen, viltig aan de onderzijde.
Groeit op droge, rotsachtige of zandige bodem, in de kustgebieden van de Middellandse Zee. Bloeitijd: maart - juli.
De wortel kan tot 3,5 meter diep reiken.
Van de plant werden door de lokale bevolking touwen gevlochten.
Fam.: Thymelaeaceae.