Gele bloemhoofdjes (Ø 30-40 mm) van alleen lintbloemen in losse, schermachtige pluimen. Omwindsel met gelige of zwarte klierharen. De buitenste omwindselblaadjes zijn afstaand.
Stengel gegroefd, rechtop, vertakt, vaak wat paarsig, tot 135 cm hoog.
Bladereren smal lancetvormig, getand tot veerdelig, de bovenste zittend, ruw behaard, en vaak met paarsrode middennerf.
Groeit op voedselrijke bodem, op wegbermen en onkruidruigten. Bloeit mei-september. Algemeen.
Ook 'Weidestreepzaad' genoemd.
Fam.: Asteraceae (Compositae)