Gele, ronde tot eironde bloemhoofdjes (10 - 15 mm) van 20 - 40 bloemetjes, met in de lengterichting geplooide, vrij brede vlag.
Stengel dun, rond, roodbruin aangelopen, liggend of opstijgend, tot 30 cm lang.
Bladeren drietallig, omgekeerd eirond, met gave of enigszins gezaagde rand. Het topblaadje is langer gesteeld dan de zijblaadjes. De stengel en bladstelen zijn aanliggend behaard.
Groeit op droge, kalkhoudende rotsachtige of zandige bodem, op scharle graslanden, weiden en wegbermen. Bloeitijd mei - september.
Familienaam: Fabaceae (Papilionaceae, Leguminosae, Vlinderbloemen)
(2e foto: Loes van Gorp)