Eindstandige roodpurperen bloemhoofdjes (Ø 20-50 mm), alleenstaand of in groepjes van 2-3 bijeen van alleen gefranjerde buisbloemen met lange stroharen ertussen. Omwindsel urnvormig met lancetvormige, stekelpuntige blaadjes, enigszins spinnenwebachtig behaard.
Stengel rechtop, sterk vertakt, enigszins gegroefd, stekelig gevleugeld, tot 150 cm hoog.
Bladeren enigszins sponzig, langs de stengel aflopend, veerdelig of veerspletig met stekelige, speervormige punten, grijsviltig aan de onderzijde.
Groeit op stikstofrijke, vochtige, zandige bodem, langs wegen en in ruderale gebieden. Bloeitijd juni - oktober. Algemeen.
Fam.: Asteraceae (Compositae, Samengesteldbloemigen)