Donkerwijnrode lipbloemen met witte tekening op de onderlip, in 6-tallige schijnkransen in de bladoksels, in een eindstandige schijnaar.
Stengel vierkant, bebladerd, rechtop, tot 120 cm hoog.
Bladeren kruisgewijs tegenoverstaand, langwerpig lancetvormig tot hartvormig, gekarteld of gezaagd. De plant is behaard.
Groeit op vochtige, humusrijke grond op beschaduwde plaatsen. Algemeen. Bloeitijd juni - augustus.
Oud geneeskruid. Ruikt onaangenaam.
Fam: Lamiaceae (Labiatae)