Kleine witte bloemetjes (Ø 4-7 mm) met 4 kroonblaadjes, in losse schermvormige trosjes.
Stengel bleekgroen, rechtop, vertakt, weinig of niet bebladerd, onderaan behaard, tot 30 cm hoog.
Stengelbladeren eirond tot lancetvormig, met gave of getande rand, Grondbladeren in een grondrozet, eirond of spatelvormig.
Hauwen smal lijnvormig, afstaand naar boven gebogen, 1-2 cm lang.
De beharing bestaat uit enkelvoudige of gaffelharen (loep).
Groeit op zure, zandige bodem in heel Europa. Bloeitijd april - juni. Algemeen.
Oorspronkelijk uit het Middellandse-Zeegebied.
Fam: Brassicaceae (Cruciferae)